Herman Brood werd geboren in Zwolle op 5 november 1946. Tekenen is voor Herman Brood van jongs af aan altijd een manier geweest om zijn ongebreidelde fantasie te kunnen uiten en dat is nooit veranderd. Die fantasie heeft zich jarenlang ook gemanifesteerd in zijn muziek maar vooral de laatste jaren van zijn leven is de kunstenaar Herman Brood prominent in beeld.
Vanaf zijn twaalfde speelt Herman Brood piano. Op zijn zeventiende vertrekt hij naar de Academie voor Beeldende kunsten te Arnhem waar muziek maken het al snel wint van studeren. In 1964 begint hij de beatgroep ‘The Moans’, waarmee hij een geruime tijd in Duitsland vertoeft. Harry Muskee vraagt hem vervolgens voor “Cuby and the Blizzards”. Dankzij Brood heeft deze groep veel succes. In 1976 ontmoet hij Koos van Dijk, die zijn manager wordt. Herman richt z’n eigen band “Wild Romance” op. De eerst single “Saturday Night”, maakt Herman Brood wereldwijd tot een grote ster.
Eind jaren 80 wordt Herman Brood steeds meer gewaardeerd als tekenaar, schilder en zelfs dichter. Waar Brood zich in de jaren 60 en 70 vooral toelegde op zwart-wit tekeningen (vanwege zijn kleurenblindheid!) ontpopt hij zich nu als een veelzijdig genie. Brood maakt gebruik van diverse technieken. In hoog tempo gaat hij met spuitbussen, injectienaalden, viltstiften, verfrollers, maar ook gewone verf en penselen tekeer. Zijn werk wordt sneller, krachtiger en minder uitgebreid. Details zijn overbodig: met slechts enkele trefzekere lijnen zet hij ogen, neus en mond neer en creëert zo een raak personage.
Schilderijen, zeefdrukken en litho’s met weinig kleurnuances, dikke lijnen gevuld met felle primaire kleuren rood, blauw en geel zijn typerend voor Brood. Brood geeft graag toe aan zijn eigen instincten. CoBrA schilders, Lucebert voorop, vormen zijn grote voorbeelden: schilders waarbij spontane, experimentele en uitbundige werkwijze voorop staat. Toch heeft Brood vanaf jongs af aan altijd een eigen stijl gehad.
Gedurende zijn leven vormden zijn schilderijen de voornaamste bron van inkomsten. Ook gebruikte hij deze vaak als een betaalmiddel: zo heeft de belastingdienst ze ooit geaccepteerd als afbetaling voor zijn belastingschulden.
—
Herman Brood was born in Zwolle on November 5, 1946. From a young age, drawing was always a way for Brood to express his boundless imagination, and that never changed. This creativity was also channeled for many years through his music, though in the final years of his life, the artist Herman Brood became more prominent.
At twelve, Brood began playing the piano. At seventeen, he left for the Academy of Fine Arts in Arnhem, but music quickly took precedence over his studies. In 1964, he formed the beat group “The Moans,” spending significant time in Germany. Later, he joined “Cuby and the Blizzards” at the invitation of Harry Muskee, a collaboration that brought the band great success. In 1976, Brood met Koos van Dijk, who became his manager, and he formed his own band, “Wild Romance.” Their first single, “Saturday Night,” catapulted Herman Brood to global fame.
By the late 1980s, Brood gained increasing recognition as a visual artist—sketch artist, painter, and even poet. While he had primarily worked in black and white in the 1960s and 70s (due to his colorblindness), he now emerged as a versatile genius. Brood used various techniques, working at a fast pace with spray cans, injection needles, markers, paint rollers, and traditional brushes. His art became quicker, more powerful, and less detailed. Details were unnecessary; with just a few bold lines, he would define eyes, nose, and mouth, capturing the essence of a character.
His paintings, silkscreens, and lithographs are characterized by bold lines and vibrant primary colors—red, blue, and yellow—with few tonal nuances. Brood enjoyed following his instincts. He admired CoBrA painters, especially Lucebert, who embodied spontaneous, experimental, and exuberant methods. Yet, Brood always maintained a distinct style of his own from a young age.
Throughout his life, his paintings were his main source of income and even served as a form of currency; at one point, the tax authorities accepted his artwork as payment for his tax debt.